Op vakantie, 26-03-2019

De koers is west-noordwest. Vanaf onze ankerplaats aan de zuidkant van de eilandengroep ‘Jardines de la Reina’. We zetten koers naar Cienfuegos en zeilen ten westen van het langgerekte rif noordwaarts. Vanuit Cienfuegos willen we Cuba verder via land gaan verkennen. Op weg naar west-noordwest en in de Carieb komt de wind altijd uit oost. Dat worden dus een kleine 200 mijl heerlijk halve of ruime wind zeilen. Denken we. Maar niets is minder waar. De wind komt juist nu toevallig (?) uit noordwest en we zeilen dus ‘aan de wind’. Met een flinke bries en relatief weinig golven en deining loopt de HM lekker en lopen we sneller dan van tevoren gecalculeerd. Gevolg is dat we ‘s nachts in Cienfuegos zullen arriveren. We hebben vernomen dat de smalle en enkele mijlen lange ingang naar de landinwaarts gelegen baai goed beboeid is en dat de boeien zelfs verlicht zijn, maar we zijn er niet echt happig op om in het donker binnen te lopen. We besluiten daarom nog maar een keertje ‘illegaal’ te ankeren ten noorden van de Jardines en morgen door te varen naar Cienfuegos.

Net voordat we op weg naar de ankerplek een smalle doorgang tussen twee riffen door invaren, horen we: ‘prrrrrrrrrt’. De vislijn loopt als een razende weg. “Oh nee toch! Daar gaat mijn meest succesvolle lure! Die is vast en zeker achter rotsen of koraal blijven hangen, of in een visnet…” Koen kijkt er beteuterd bij. Het is hier langs het rif niet zo heel erg diep en we hebben er niet aan gedacht om de lijn binnen te halen. Ik zet Popeye snel aan het werk. Als de lijn vast zit moeten we samen even actie ondernemen. Koen begint met het binnenhalen van de lijn. Al snel ziet hij dat het geen net is wat we hebben gevangen maar een grote vis. En nog geen vijf minuten later hangt er een uit de kluiten gewassen, monsterachtig uitziende jack boven het zwemplateau aan de door Koen zelf gefabriceerde ijzeren haak. In eerste instantie was die haak voor onze kanalenreis door Frankrijk waar we hem gebruikten in de honderden sluizen als we niet gelijk landvasten konden bevestigen. Nu is het de perfecte haak voor het ophangen van grote vangsten. Jemig, weer een grote vis… Na enkele ‘meerdaagse’ makrelen en eenderde tonijn ligt de koelkast behoorlijk vol met vis. Die tonijn vingen we gisterochtend. Ook toen holde de vislijn met hoog tempo weg. De gevangen vis vocht, het binnenhalen ging heel zwaar. Tot plots het allemaal lichtjes ging. “Hè balen, ik ben ‘m kwijt”, mopperde mijn visser toen. Maar nee hoor, even later haalde hij eenderde van minimaal 75 centimeter tonijn uit het water. Het overige deel was er door een nog grotere vis (een haai, marlijn?) vanaf gebeten. Een luguber gezicht, een kop met een stukje lijf, opengereten en afgerukt. Maar nog steeds voldoende resterend voor twee dagen tongstrelende tonijnsteak op het menu van de bemanning van de HM.

En nu deze enorme jack er nog bij. Luxe probleem… Eerst het anker droppen. Tussen twee mangrove-eilanden liggen we only the lonely beschut en uit de deining. Onderweg hebben we nog wel even opgezocht wat we hebben gevangen. Een crevalle jack, volgens onze sportvissersbijbel niet de allerlekkerste maar wel eetbare jack. En dan komt Koen met een goed idee: “we geven de vis aan een lokale visser. Heeft ie voor een heel weekend voor het hele gezin verse vis. Of een goed gevulde portemonnee als hij ‘m kan verkopen.” Goed plan! We proberen de aandacht te trekken van twee vissers in een houten bootje, zowaar mét motortje ditmaal. Het duurt een half uurtje maar dan komen ze, op weg naar huis, onze kant op gevaren. Een meter of tien bij ons vandaan begroeten we ze en gebaren hen naar ons toe te komen. Maar ze blijven op afstand en één van hen gebaart met twee vingers op de schouder en wijzend op zijn ogen: ‘de Guarda Frontera ziet hier alles!’. Dan laat Koen de jack zien die afgedekt op het zwemplateau ligt. “Presente!”, een kado voor jullie, roept Koen hen toe. De sober geklede mannen kijken elkaar aan, knikken, varen naar de HM, net dichtbij genoeg om de buit aan te kunnen pakken, leggen het kleine monster snel in hun bootje, dekken ‘m af en varen weer weg. Ik zie nog net twee paar ogen stral. We worden bedankt met een heleboel ‘gracias’, ‘muchas gracias’, een hand op het hart en een kus door de lucht. En dat alles terwijl de mannen angstig en alert blijven rond turen of er geen guarda in de buurt is. 

Het zou goed moeten voelen. De blijdschap van deze twee met hun ‘presente’. Maar er valt een schaduw over dit gevoel. De angst, de alertheid, het schuchtere gedrag. Deze inperking van de vrijheid van de Cubaanse bevolking. Het is ineens zo dichtbij en voelbaar aanwezig. En het doet ons wederom beseffen hoe goed wij het hebben. Niet alleen tonijnsteak met een glas rode wijn op tafel, maar vooral de vrijheid om te gaan en staan waar en wanneer we willen. Het levert weer veel stof tot nadenken tijdens een diepdonkere nacht tussen de mangroven waarin de melkweg zich weer eens in al zijn pracht tentoonstelt. 

De zon heeft de zwarte nacht al verdrongen en piept bijna boven de horizon uit als wij ons anker uit de modder trekken. De HM klieft onvermoeibaar door de golven richting Cienfuegos. Als we na een mooie zeildag de baai binnenvaren verzoekt de havenmeester via de marifoon de HM aan te meren bij het dock van de kleine marina. Er moeten eerst weer wat plichtplegingen, lees papierhandel, gedaan worden. Nadat ook hier weer alles van onze dame en onszelf netjes is vastgelegd krijgen we toestemming om voor de jachthaven achter ons anker te gaan liggen. Voorzien van reglementen en een registratie die geprint zijn op de achterzijde van (archief)documenten van andere schepen. Dat is pas recycling! Maar een Wet op de Privacy hebben ze hier niet denk ik…

Vandaag is Koen jarig. Best bijzonder, die verjaardagen in verschillende delen van de wereld. De eerste van onze reis was in Corsica, in prachtig Bonifacio. Vorig jaar werd een jaartje bijgeschreven in Caribisch Bequia en nu in Cuba. We vieren het met een etentje wat fietstaxi-chauffeur Raoul voor ons regelt. Hij weet een hele goede en goedkope paladar (een soort huiskamerrestaurant, één van de ‘nieuwetijdse’ initiatieven waarbij particulieren voor eigen rekening een klein restaurant mogen runnen. Voor 5 CUC brengt hij ons wel. Hij fietst en zweet en vertelt. Over de absurd dure kamers in de hotels waar we langs komen waar vooral Spanjaarden, Fransen en Amerikanen logeren. En over zijn fietstaxi die al acht jaar oud is of al acht jaar in zijn bezit. Gezien de krakkemikkige staat van het vervoermiddel denk ik dat laatste, maar mijn Spaans is bij lange na niet goed genoeg om hem helemaal te kunnen volgen. En dat hij een auto echt niet kan betalen en dat de brandstof hiervoor al helemaal onbetaalbaar is. En dat de paladar van familie is en zeker goed. Ondertussen worden de straatjes waardoor we worden vervoerd steeds groezeliger en armoediger en vertonen ze steeds meer gaten en kuilen die onze Raoul overigens vakkundig ontwijkt. En dan staan we voor een huis. Het is zeker het mooiste uit de straat voor wat dat waard is. Ik kijk naar boven en zie een terras. Dit is het dus. Het kon veel erger, dus ik ben gerust gesteld, dit komt goed. Een smalle trap naar boven. We worden overweldigend welkom geheten in een prachtig restaurant met zicht op de baai. Dit mag je geen huiskamerrestaurant meer noemen, dit is ‘een restaurant’. We zijn er nu nog alleen, hebben het tafeltje ‘with a view’ nog voor het uitkiezen. Ik bestel een rode wijn. Nee, geen wijn vandaag, die hebben ze wel op de kaart maar niet in de kelder. Dan maar een mojito. En een heerlijke maaltijd. Inclusief brood met heerlijke knoflookmayonaise en ook nog een toetje. Met top service en bediening. En privé-taxichauffeur, want onze amigo Raoul staat bij buitenkomst alweer op ons te wachten. En deze hele VIP-treatment voor slecht 35 eurootjes. Gefeliciteerd lieve kapitein van me!

Daarna slaan we aan het informeren en plannen. We willen vanuit hier naar Havana en Viñales. En natuurlijk Cienfuegos bezichtigen. En misschien ook nog naar Trinidad. 

Op naar het busstation om een ticket te kopen. Of misschien toch maar met een ‘taxi collectivo’. Die wordt ons bij het busstation aangeboden voor dezelfde prijs als een buskaartje. Deze taxi haalt ons op bij de jachthaven en zet ons af bij het logeeradres in Havana. Je deelt deze taxi dan wel met andere reizigers die dezelfde richting op gaan. Dat klinkt verleidelijk. Maar is het betrouwbaar? We gokken het er op. De man noteert ‘marina Marlin, dinsdag, 8.30 uur’ op een heel klein notitieblaadje. Ik schrijf erbij ‘Koen en Yvonne’. De Marlon Brando van Cienfuegos schudt ons breed lachend de hand. Ik vraag nog snel hoe hij heet. ‘Orlando’, dat moeten wij als Holanda-people kunnen onthouden. We lopen weg, het begint te regenen. Nee, het begint te plenzen. We rennen het gebouw van het busstation binnen. We zitten ruim een uur in de volle wachtruimte. Maken een paar kinderen blij met een snoepje en hun ouders wat minder omdat de twee kids daarna enorme plakvingers hebben. Beseffen ons dat we helemaal geen telefoonnummer of iets dergelijks van Orlando hebben. Dinsdag om 8.30 uur weten we het, komt hij wel of komt hij niet?

Dinsdag, 8.15 uur. Onze Zwitserse buurtjes, twee meiden van 12 en 11 jaar, brengen ons met hun dinghy naar de jachthaven. Hun moeder, met 4 kinderen aan boord van een stalen tweemaster, houdt een oogje in het zeil terwijl wij ‘op vakantie’ zijn. We laten de HM voor anker liggen. Het lijkt hier veilig, het anker ligt stevig ingegraven in de ‘mud’, customs & immigration houden wacht bij de marina, de weersvoorspellingen zijn niet verontrustend. Wij durven onze majesteit wel een dag of zes aan haar lot over te laten. 

Dinsdag, 8.25 uur. Wij lopen het haventerrein af. Bepakt met twee rugzakken met alleen de broodnodige spulletjes. Vol verwachting. Blij gestemd want we gaan ‘op vakantie’. Op naar Havana. Tenminste, als Orlando zich aan de afspraken houdt. En hoe hebben we kunnen twijfelen? Natuurlijk staat hij daar. Met zijn broer die als chauffeur fungeert en een oude Peugeot die door hem twee dagen geleden nog een ‘moderne auto’ genoemd werd. En dan zijn we op weg. Samen met een ander stel, een Cubaanse negroïde dame en haar echtgenoot die door zijn Franse oorsprong een combinatie van Frans-Spaans-Engels spreekt die converseren best lastig maakt. Wat uitermate jammer is omdat hij ontzettend veel weet over Cuba. 

Wij hebben nog geen overnachtingsplaats geboekt. We willen een middag en een nacht in Havana  blijven, dan een paar dagen naar Viñales en vervolgens weer een paar dagen in Havana doorbrengen. We horen van iedereen dat er zoveel ‘casa particular’s’ zijn dat vooraf reserveren niet nodig is. Deze casa’s zijn particuliere woonhuizen waar je kunt logeren. Een soort airbnb. Ook dit is één van de ‘nieuwetijd’-initiatieven. Het is toegestaan een kamer, vaak met ontbijt, te verhuren in je eigen huis. Iedereen met een enigszins fatsoenlijk huis in Cuba doet het. In Havana zijn er honderden, dus er zal toch nog wel ergens een bedje voor ons beschikbaar zijn. Onze medereizigers bellen met de casa waar zij logeren. Er aangekomen blijkt daar toch geen plaats, maar de eigenaresse weet wel een andere casa. ‘Van vrienden’. Manlief, een jonge knul, loopt wel even met ons mee. Het is maar een paar straten verderop. De buurt waar we lopen is niet om over naar huis te schrijven. Het ziet er armzalig en shabby uit. Een beetje viezig ook. Aangekomen bij de betreffende, zacht abricot geschilderde casa worden we welkom geheten door een tandeloze oude, maar pittige dame. Huiskamer door, openluchtgangetje door, smalle trap op. Vol trots wordt de kamerdeur geopend. De kamer is kleurrijk en heel netjes. Hier willen we wel logeren. Het ontbijt moeten we vanavond maar met Luis (waar hebben we die naam toch eerder gehoord?) regelen. Luis blijkt haar zoon, die samen met zijn geliefde Andy, een man dus, de boel beheert. En dat doen ze voortreffelijk. Alles is er spik en span en naar Cubaanse maatstaven prachtig. Het ontbijt, in de keuken van de twee, is overdadig. Met roerei, verse broodjes, vlees, kaas en guave-pasta, koffie (die zelfs met (warme!) melk nog zo sterk is dat je haren er van overeind gaan staan), verse ananas die heerlijk zoet is en vers geperst ananas- en papayasap. Van allebei een hele liter voor ons tweetjes… Het ananassap is zo lekker dat we er een waterflesje mee vullen voor onderweg. Want we worden zo door een taxi collectivo opgepikt om naar Viñales te gaan. Een vallei met bijzondere rotspartijen, een landelijke area zo’n 170 km van Havana vandaan.

We zijn nog aan het herkauwen als de bolide al voorrijdt. Een newyork-taxi-mat-gele Mercury uit 1951! Verlengd. Wat de eigenaar zelf gedaan blijkt te hebben. Met een dikke Fiat-motor. Uitgestukt, hobbelig van de plamuur en behoorlijk uitgeleefd. Maar het is een gave bak! Koen vraagt of we met deze auto helemaal naar Viñales gaan rijden. Het is een uurtje of 3 rijden en hij twijfelt er blijkbaar aan of dit gele gevaar het zal gaan halen. De chauffeur, een vrolijke vijftiger, beaamt dat we er helemaal mee naar Viñales gaan. Dat ritje rijdt hij elke dag tweemaal. Hij woont er namelijk!

Nadat we op nog 4 plaatsen in de stad reizigers hebben opgehaald, er kunnen 8 passagiers mee, gaan we op weg. De stad uit en de snelweg op. Die snelweg lijkt er in beginsel uit te zien als een snelweg in Nederland. Vierbaans. Alleen zit deze vol gaten. En rijden er niet alleen auto’s maar ook fietsers, paarden, paard en wagen, ossenkarren en lopen er voetgangers. Op de ‘vluchtstrook’. En dit alles steekt ook zo nu en dan over. In Cuba is alles anders dan anders… De rit is niet de meest comfortabele, maar wel een gave. 

In Viñales worden we warm welkom geheten door de eigenaren van de casa. Carlos en Mariela staan ons voor hun huis al op te wachten. Een mooie roze kamer. En netjes. Mariela wil vanalles voor ons regelen. Fietsen? Paardrijden? Eten? Een taxi voor als we over enkele dagen weer terug willen naar Havana? We denken dat het allemaal om provisie draait, maar achteraf blijkt het echt alleen maar goodwill te zijn. 

Na een wederom veel te uitgebreid ontbijt, deze keer zelf met pannenkoekjes en roerei en puddinkjes, gaan we op weg met onze gehuurde mountainbikes. En niet alleen de auto’s zijn hier aftands, ook de fietsen. Profiel zit er niet meer op de banden. Het zijn echt afdankertjes uit de US of Europa. We fietsen over oranjerode zandpaden, tussen de op een merkwaardige manier uitstekende rotspartijen in een frisgroene vallei. We fietsen langs tabaksplantages, kleine boerderijtjes die zo als decor in een western kunnen dienen. De vergezichten zijn adembenemend. De rust ook. Heuvel op, heuvel af. Soms een beetje te steil naar mijn zin, of te smal of vol kuilen en keien en dan ga ik lopen met de mountainbike aan de hand. Langs paarden, stieren, geiten en varkens. Langs het door het buitenleven getekende boertje, lopend achter een roestige ploeg die wordt getrokken door twee imposante logge ossen. We worden ingehaald door Cubaanse cowboys te paard en op de verharde weg door door oldtimers. We wanen ons 100 jaar terug in de tijd. We lunchen bij een paladar. De lichamelijke inspanning wordt er beloond met heerlijke kip en ropa vieja, vrij vertaald ‘gescheurd hemd’, stoofvlees van rund (of lam) en de in Cuba overal geserveerde rijst met zwarte bonen die wij super lekker vinden en waar we ons bijna buikpijn aan eten. Daarna belonen we onszelf nog met een leuk boottochtje door de grotten. Viñales, alhoewel het dorp puur op toeristen is gericht, is fantastisch. De vallei is bijzonder en een plaatje uit een elven-boek. 

 

 

 

 

Weer terug in Havana, na wederom een humpiebumpie-ride in een ditmaal groen vijtigerjaren vervoermiddel, dompelen we ons onder in de oude historische stad. We struikelen er over de, hier in downtown ten behoeve van de toeristen eigenlijk te glimmend gerestaureerde, pastelkleurige cabrio-oldtimers. En ook in de rest van de city krioelen de stinkende oldtimers waarvan eigenlijk weinig meer origineel is. Er rijden zelfs (nog) oude uit Nederland afkomstige Zuidooster-bussen. Havana bestaat dit jaar 500 jaar. Mede om die reden wordt er veel gerenoveerd. We horen van insiders dat ook dit echter allemaal op z’n Cubaans gaat. Een schilder gaat in de ochtend naar het project. Er is geen verf. Wachten dan maar tot de verf komt. Drie uur later nog geen verf. Dan ga we maar naar huis en morgen volgt een nieuwe poging. Nog geen verf. Morgen weer een nieuwe poging. Dan is er wel verf, maar geen lift om naar de bovenverdieping te kunnen. En morgen volgt een nieuwe poging… Je kunt je dus voorstellen hoe de projecten vorderen. Maar eerlijk is eerlijk, wat gereed is is prachtig. Als er ooit voldoende middelen zouden zijn, dan zou Havana haar grandeur van begin 1900 weer terug kunnen krijgen. Er staan grootse gebouwen, huizen met wat ooit magnifieke gevels waren. Maar het overgrote deel is verpauperd. Het is erg triest om te zien. De meeste straten zien eruit als een getto. En toch voelen we ons nergens onveilig. Ook ‘s avonds niet. Als de bewoners op straat rondhangen, praten, drinken en naar muziek luisteren. In de meest toeristische straten staan live bandjes en wordt sensueel en prachtig gedanst door een lenige Cubaan met elastieke benen en zijn energieke partner gekleed in en zwierig kort rokje. Ik ben jaloers.

 

 

 

 

Na twee dagen is het weer wachten op de taxi collectivo om terug naar Cienfuegos te reizen. We besluiten vandaag geen gebruik te maken van het ontbijt in de casa. We moeten om 8.00 uur klaar staan en lopen vooraf even naar de doorgaande weg waar meerdere broodjeszaken gevestigd zijn. Vandaag staand ontbijt. De eigenaar van de cafetaria staat in de deuropening. We vragen hem wat een broodje kost. Zijn antwoord is 2 CUC. Buiten hebben we echter al een prijslijst zien hangen en daar stond volgens mij toch echt 15 peso op. 2 CUC = 2 dollar, 15 peso’s = 60 cent… De eigenaar volledig negerend draaien we ons om en lopen naar het loketje van zijn zaak dat aan het trottoir grenst. Koen bestelt bij het meisje achter de toonbank 2 broodjes ham en betaalt 30 peso’s. “Ratten zijn het hè Koen…” Vervolgens lopen we naar een iel, rimpelig vrouwtje dat enkele meters verderop staat met een thermoskan koffie en ieniemienie plastic wegwerpbekertjes. De koffie is een soortement zoete espresso. De bekertjes zijn al tientallen malen hergebruikt. Voor 1 peso, 4 cent, verrukkelijke koffie. We bestellen er twee en daarna nog twee en betalen er vijf omdat ie zo lekker is. Als we alweer op de terugweg zijn naar onze casa bedenkt Koen dat we nog een stuk zeep in de rugzak hebben zitten. “Dat hadden we wel aan dat koffievrouwtje kunnen geven.” Ik haal het uit de tas en loop terug. Ik geef het aan de mevrouw. Voor de heerlijke koffie. Ze kijkt me verbaasd aan en glimlacht dan verlegen. Met een “mi amor” drukt ze me de hand. Er zijn slechts enkele ratten. De rest is vriendelijk en oprecht.

Terug in Cienfuegos moeten we een besluit nemen. Ons visum dat 30 dagen geldig is loopt binnen enkele dagen af. Gaan we het verlengen of gaan we vertrekken? We besluiten tot het laatste. Cuba was heel interessant. Maar we willen nog meer zien voordat het hurricaneseizoen begint. We willen voldoende tijd hebben voor Jamaica en besluiten ook nog eerst een weekje door te brengen op de Kaaimaneilanden. Een paar duikjes doen, want dat is alweer veel te lang geleden en dat schijnt daar prachtig te zijn. 

Het afvinklijstje wordt, zoals voor iedere meerdaagse zeiltocht, weer samengesteld. De HM weer zeilklaar maken, boodschappen doen, maaltijden voorbereiden, etc., etc. En uitklaren. 

Bij de groentestalletjes in de stad wat vitaminen inslaan. Verse broodjes bij de bakker. Maar dat valt nog niet mee. Geen brood op dit moment. Over anderhalf uur weer. Ok, komen we dan terug. De rij is gelukkig nog niet heel lang als we er weer arriveren. Iedereen voor ons staat met een bonnenboekje in de hand. Met behulp van deze bonnen kan men met korting basisproducten kopen. Als wij aan de beurt zijn en ik 10 broodjes bestel, schudt de verkoper gedecideerd van nee. Maar roept ook wat naar collega’s ergens achterin de bakkerij. Vervolgens worden we naar de zijdeur gedirigeerd. Daar worden 10 broodjes van de bakplaat gehaald, wij overhandigen 10 peso’s die waarschijnlijk in de zak van de bakker verdwijnen. Met heerlijk geurende, nog warme broodjes wandelen wij terug naar de marina. Hebben wij nu broodjes uit de mond van de lokale bevolking gestoten?… Gedurende de afgelopen maand hebben we geleerd dat er veel regels zijn in Cuba. Maar ook dat de Cubanen meesters zijn in het omzeilen ervan. Dat er heel veel niet is. Maar ook dat de zwarte handel levendig bloeit. Dat er een groot verschil is tussen de mensen die toegang hebben tot de toeristenindustrie en daarmee tot CUC’s, en de mensen die van hun armzalige loontje in peso’s moeten rondkomen. Als je vragen stelt lijkt iedereen Fidel nog altijd te aanbidden. Hij heeft grote veranderingen teweeg gebracht. In eerste instantie ten goede van de bevolking. Eten, een dak boven je hoofd, onderwijs en gezondheidszorg voor iedereen beschikbaar. Komend vanuit een dictatuur kan ik me voorstellen dat de ‘vrijheidsstrijders’ en heldenstatus kregen. Maar de status van het land en haar bevolking aanschouwend kan ik toch niet anders dan constateren dat het systeem op één of andere manier gefaald heeft. En of de aanbidding oprecht of gespeeld is? Er is nog steeds een niet te onderschatten ‘sociale’ controle die samen met embargo’s en politieke belangen de vrijheid van de bevolking ernstig inperkt.

Wat vond je van Cuba, vragen zeilers ons als we op Jamaica aankomen (de Kaaimaneilanden waren van heel korte duur, maar daarover volgende keer meer). Tja, ik vond het fascinerend. Ik ging met heel vragen en kwam met nog veel meer vragen terug. Was het mooi? Ja en nee. De natuur is mooi, de bevolking is mooi, de oude auto’s zijn mooi. Maar wel geboren uit heel veel ellende. De situatie is namelijk niet mooi. En het zal nog generaties duren en bloed, zweet en tranen kosten voordat daar verandering in komt. Ik had het niet willen missen. Heb enorm veel geleerd. Heb maar weer eens geconstateerd dat de werkelijkheid heel anders is dan alles wat wij in de media voorgeschoteld krijgen. En ik zou zeker nog eens terug willen. Met heel veel spullen waar ik de bevolking blij mee kan maken. En met een goede Spaanse vocabulaire. Zodat ik ‘echte’ gesprekken kan voeren. En de vele vragen waar ik nu nog mee rond loop hopelijk beantwoord kunnen worden. 

9 gedachten over “Op vakantie, 26-03-2019

  1. lamarends Beantwoorden

    geweldig verhaal .geniet van alles wat je tegen komt op deze reis

    groet Lam en José

  2. Anoniem Beantwoorden

    Weer mooie avonturen meegemaakt kanjers , als jullie uitgereist zijn kan je er een boek over uitgeven 😉
    xxx Peter en Monique

  3. wilma Beantwoorden

    wat een belevenis weer je ziet wel veel zo.de datum klopt niet vierde maand zijn we. misschien gaat het bij ons sneller groetjes wilmol xx

  4. Thea en Henk Beantwoorden

    Weer een heel mooi verhaal Yvonne. We genieten iedere keer weer van jouw verslagen. Groetjes,

  5. erik Beantwoorden

    Hoi Yvonne en Koen,
    Wat schrijf je toch heerlijk Yvonne, ik lees het in één ademteug;)
    Cuba, ik vond het er super, en ervoer net als jij de vraagtekens.
    Wat geweldig dat jullie dit allemaal mee kunnen maken,en vooral ook dat jullie er zo van kunnen genieten.
    Volgens mij beleven jullie het helemaal: super!
    Ik blijf lezen en meegenieten.
    Dank jullie voor het delen.
    Un grande abrazo,
    Erik

    • Carolien

      Ontroerend verhaal. Tranen in mijn ogen van ontroering..
      Supermooi veel succes verder en veel geluk. Liefs van
      Peter & Carolien xxxxx

Laat een antwoord achter aan Thea en Henk Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *