Stil, 19-03-2019

Ik word wakker. Het is stil. Doodstil. Dat klinkt als een naar woord. Maar doodstil kan ook heel fijn zijn. Het verbaast me dat het doodstil is. Was ik ooit ergens waar de stilte zo stil was? Echt stil, geen geluid. Alleen het ruisen van het bloed in mijn hoofd. Maar verder registreren mijn oren niets. Echt helemaal niets. En ik ben niet doof. Het voelt weldadig. Koen wordt ook wakker. We staan op en zijn stil. Buiten in de kuip luisteren we naar het ‘niets’. Geen wind en dus geen windmolen waarvan de bladen een zingend geluid maken. Geen wind en dus geen klotsend, kabbelend of golvend water. Het water vloeit. Zonder geluid te maken. Een vogel landt op het water, maar zelfs dat gaat geluidloos. Het lijkt alsof de hele natuur zijn best doet om geen geluid te maken. En het is heerlijk. Wij praten samen over de stilte. Doen dat bijna fluisterend want het voelt eigenlijk gewoon niet goed om geluid te maken. De stilte op de ankerplek bij een mangrove-eiland in de ‘Jardines de la Reina’, de tuin van de koningin, voelt magisch. Er zijn dus nog plekken op deze aardkloot waar het echt stil kan zijn. Waar geen mensen zijn, geen auto’s, geen hanen die kraaien, geen fietsers, niemand die ergens naar toe moet of wil, geen honden die blaffen, niemand die het gras maait, geen telefoon, gewoon niets. Alleen de natuur en wij met z’n tweetjes. Ik ervaar het als heel bijzonder, net zoals dit hele land. Cuba. Bijzonder fascinerend. Fascinerend bijzonder. 

Ruim twee weken geleden was het echter heel anders. Toen kwamen we aan in Cuba. Met een ‘welcome in Santiago de Cuba!’ van de havenmeester over de marifoon. Bij de marina (twee betonnen steigers, wat kantoren en een doucheruimte) worden we met een brede glimlach ontvangen. De landvasten worden aangepakt, de HM wordt vastgelegd, wij moeten aan boord blijven. We mogen pas voet aan land zetten als de immigrations officer zover is om ons te ontvangen. En dat is al binnen 10 minuten. In het sobere kantoor staan wel 2 computers waarop al onze gegevens en die van de HM zorgvuldig worden ingevoerd. Er worden veel vragen gesteld en pasfoto’s gemaakt. Dan komt er een struise vrouw binnenlopen. Met een leuke dochter van een jaar of 12. De vrouw, druk babbelend, begroet de immigrations officer met een kus op de wang. Het is zeker zijn echtgenote die even binnenwandelt? Gezellig met dochterlief aan de wandel op zondagmiddag. Ze neemt plaats achter één van de van de bureau’s en begint ook wat formuliertjes in te vullen. Dochter Carolina knoopt in redelijk Engels een gesprekje met mij aan. We hebben gelijk een klik als ik haar vertel dat mijn tweede naam ook Carolina is. 

Na verloop van tijd begint het bij mij te dagen. Deze moeder van Carolina is de dokter. Ze vraagt of we gezond zijn. En of we eieren aan boord hebben, en fruit en vleeswaren? Ja hoor, appels en ook eieren. “Oh, appels! Daar is Carolina dol op!”, meldt ze in ongeveer net zo’n slecht Engels als mijn Spaans is. Dan zet ze een apparaatje tegen mijn voorhoofd. Dat blijkt een futuristische koortsthermometer te zijn. Slechts 36 graden geeft ie aan. Ik ben koelbloedig en gezond verklaard… En dat terwijl ik gedurende de tocht van Puerto Rico naar Cuba toch echt grieperig was en ook nu mijn hoofd nog schreeuwt om paracetamol…

Mister Immigration en de dokter lopen mee naar de HM. De eieren moeten gecheckt worden en mister Immigration wil even kijken of we niets of niemand vreemds aan boord hebben. De dokter is gelijk blij als ze ziet dat we de eieren in de koelkast bewaren. Vink! En nog gelukkiger als ik de twee resterende appels aan haar geef: “voor Carolina”. Inmiddels heb ik mister Immigration een heerlijk koel blikje Budweiser overhandigd wat hij in één teug leeg drinkt tijdens het openen van wat kastjes. Mevrouw de Dokter stopt haar blikje bier in haar handtas, ‘voor thuis’. We voldoen blijkbaar aan alle Cubaanse regels en krijgen toestemming om te gaan en staan waar we willen. Jippie! Cuba, here we come! 

Inmiddels zijn we ook al opgemerkt door de bemanning van de op de Canarische Eilanden voor het laatst ontmoette SY Amuse. Dat wordt een gezellig weerzien met de eerste Cubaanse Cristal-biertjes en de volgende dag samen op stap naar het fort El Morro en het kleurige eilandje Caya Granma. We zien de eerste oldtimers. Ik wil er wel foto’s van blijven maken. De ene nog mooier of juist aftandser dan de andere. Prachtig! We weten dat het een noodzakelijk kwaad is dat deze bolides hier nog rijden. Er is gewoonweg al jarenlang geen of slechts mondjesmaat import van nieuwerwetse auto’s. De meesten hebben inmiddels wel een Aziatische motor onder de motorkap en ook led-verlichting is hier hot. 

Yvet en Stijn leren ons onderweg wat Spaanse woordjes, de dingen waar je rekening mee moet houden bij het betalen in CUC’s of CUP’s (waarover later meer), de prijzen, de onderhandelingen, etc., etc. Superhandig zo’n gezellige gidsen!

Na een ontbijt met de gisteren gekochte broodjes (10 stuks voor 10 CUP, wat gelijk is aan ongeveer totaal 40 eurocent) wandelen we naar de bushalte. Hier treffen we Norberto, één van de havenmeesters en een bijzonder vriendelijke, intelligente en uitstekend Engels sprekende man. Hij vertelt ons over de bus waar hij nu al bijna anderhalf uur op wacht maar die binnen nu en een kwartiertje toch echt wel zal arriveren. Dat geeft de burger moed! En dat hij vroeger een Russische tolk was omdat hier enorm veel Russen woonden. Dat was allemaal voor het ijzeren gordijn viel en de vriendschap tussen Cuba en Rusland op een veel lager pitje kwam te staan. Norberto schoolde zich toen om. Ging Engels studeren om nu de job van havenmeester te kunnen klaren. Dan stopt de bus, een Chinees exemplaar, oud maar netjes. Norberto betaalt de bus voor ons, omgerekend 8 eurocent. Het is echt een lieverd. Naarmate de rit vordert wordt de bus voller en voller en voller. Kan er nog meer bij? Ja hoor! 

In het centrum van Santiago de Cuba wurmen we ons eruit. En daar staan we dan. Op een trottoir, tussen hoge oude en redelijk verpauperde panden. Het krioelt om ons heen. Mensen, brommers, auto’s. De benzine- en dieselwalmen dringen mijn neus binnen. Geronk en gebrom en getoeter. Het is too much. We kijken elkaar eens aan, zoeken onze weg naar het centrale plein en gaan op een bankje in de schaduw zitten. “Wat mij betreft geld wisselen, een internetkaartje scoren en terug naar de boot”, zeg ik een beetje beduusd tegen Koen. Hij knikt instemmend. Na 5 dagen op zee en de betrekkelijke rust rondom de marina (alhoewel de muziek van de naastgelegen bar gisteren ook oorverdovend was), moeten wij zwaar acclimatiseren in deze roerige stad. 

Geld wisselen dus. Naar de Cadeca, casa de cambio, het wisselkantoor. Een lange rij buiten op de stoep. “Ultimo!”, roept Koen luid. Een jongeman steekt zijn vinger op. Dat is dus degene die we in de gaten moeten houden. Supersysteem. Geen nummertje trekken, de onkosten voor zo’n apparaat zijn helemaal niet nodig. Je houdt de persoon in de gaten die de laatste was voordat jij arriveerde, de ‘ultimo’, that’s all! Het schiet best lekker op. Eenmaal aan de beurt blijkt dat we een legitimatiebewijs moeten laten zien. Tja, geen paspoorten bij ons. Waarom vergeten wij die dingen toch altijd? Maar Koen lacht een keer breed, knippert met zijn lieve blauwe ogen en de dame gaat overstag en accepteert zijn rijbewijs. Ok, euro’s omgewisseld in CUC’s (Cubaanse peso’s convertible, uitgesproken als ‘koek’). Dan nog 50 CUC’s wisselen in CUP’s (Cubaanse peso’s oftewel ‘moneda nacional). De CUC’s, qua waarde gelijk aan 1 US dollar, worden gebruikt voor alle luxe artikelen en in alle toeristische plaatsen. De CUP’s is het ‘lokale geld’, te gebruiken in lokale winkels, op de markt ed. Één CUP is ongeveer 4 eurocent.

Op naar de volgende rij. Bij de ETECSA, de ‘winkel’ waar je internetkaarten kunt kopen. Ook hier vraagt de dame naar een paspoort. Koen legt vol bravoure zijn rijbewijs op de balie. Het poppetje begint druk de gegevens in te tikken op haar computer. Tja, weet zij veel dat het geen paspoort is… We maken haar ook maar niet wijzer en staan even later buiten met 5 internetkaartjes van een uur. In Cuba is alles anders dan anders. Dus ook internet. Met de kaartjes waarop een code staat, kun je bij WiFi-points inloggen op internet. Deze ‘hospots’ zijn bij bijna alle stadspleinen en bijvoorbeeld grote hotels te vinden. Ze zijn makkelijk herkenbaar want je ziet op die plekken iedereen met een telefoon in de hand (beeld)bellen en internetten. Eigenlijk is ook dit een prima systeem. We kijken niet 10x per dag op Facebook, bereiden onze app’s en mails offline voor en zijn mega-efficiënt digitaal bezig. En in de rest van de stad is niemand bezig met zijn telefoon maar met elkaar.

We ploffen even op een bankje neer voor een slok water en bestudering van de plattegrond van de stad. Direct staan er een tiental schoolkinderen om ons heen. Mooie donkergekleurde kids, in witte bloesjes en rode rokjes of korte broek. Ze vragen om een ‘caramelo’, een snoepje, maar die hebben we helaas (nog) niet. Verder van allerlei vragen in het Spaans waar we helaas niet zo heel veel van kunnen maken. Ze hebben blijkbaar pauze, de juf staat iets verderop en maant hen ons met rust te laten. Maar wij lijken wel van honing, ze kleven bijna aan ons vast. Koen gaat met een paar jongens en meisjes foto’s maken, dat vinden ze gaaf. De overige kinderen blijven aan mij plakken en willen door de telefoon bladeren, foto’s bekijken en de plattegrond. Allemaal interessant! Aan alle kanten kinderen. Ik kan niet meer censureren 😉 …, tijd om op te staan, de kids adios te zeggen en in de supermarkt snoepjes te gaan kopen voor een volgende aanval van jeugdig enthousiasme.

Inmiddels zijn mijn hersenen weer in de ‘bewoonde wereld met veel prikkels’-modus en kan ik het wel aan om ook nog wat sightseeing te doen. De kathedraal mag ik niet in. Mijn knieën zijn niet bedekt en ik heb blote schouders. Jammer, maar natuurlijk respect voor die regels. De toren mogen we wel beklimmen en dat doen we dan maar met een prachtige 360-graden view over de stad als beloning. Het geboortehuis van Fidel Castro mogen we natuurlijk ook niet missen. We wandelen er naar toe door een verpauperde buurt. Panden die eens mooi en fatsoenlijk waren. Nu is alles vervallen. Maar er wonen nog wel steeds mensen in die verveloze en troosteloze gebouwen. Fidel’s geboortehuis is er al niet veel beter aan toe. Alleen de voorgevel, enigszins onderhouden, laat nog zien hoe het huisje er uit zag. 

Onze magen vragen inmiddels ook aandacht en we stappen een soort cafetaria binnen. Drie keuzes: een broodje knakworst, een broodje kaas of een broodje ham. Koen kiest voor het eerste, ik voor het tweede. Het broodje knak is namelijk 2x zo duur als het broodje kaas. Maar als ik mijn tanden er in zet realiseer ik me dat die reden helemaal nergens op slaat. Het ene broodje kost 40 cent en het andere 80 cent, waar hebben we het over!… We nemen ook een ‘refresco’, een glaasje prik-aanmaaklimonade. Prijs: 1 CUP en dus 4 cent per glas. Ja, je leest het goed. Je krijgt het geserveerd in een echt glas. Je drinkt het staand aan de toonbank op en geeft het glas netjes terug zodat het door de bediende kan worden omgespoeld in een emmer water. Klaar voor de volgende klant. Koen lust nog wel een broodje knak. Maar helaas, die van net was de laatste. De drie keuzes zijn inmiddels teruggebracht naar één: het broodje kaas.

We struinen nog wat door de straten van Santiago. Werpen eens een blik binnen bij de winkel-op-de-hoek en zien vooral lege schappen. En als ze gevuld zijn dan is dat met heel veel van hetzelfde. Netjes gespiegelde pakken suiker of zakjes rijst. Één rij wel te verstaan, verdeeld over het hele schap. Er is heel veel niets in Cuba, daar zullen we de komende weken nog vaak mee geconfronteerd worden. Vol van de vele indrukken en het heel veel niets nemen we de ferry terug naar de jachthaven. 

Plakkerig van de warme dag in de stad springen we onder de douche van de marina. Er zijn er drie voor de dames waarvan er slechts één werkt. Bij de anderen ontbreekt of de kraan of de douchekop. Het blijkt al jaren zo te zijn. Je kunt het het personeel niet kwalijk nemen. Er is gewoonweg geen vervangingsmateriaal…

Vermoeid maar heerlijk fris gaan we te kooi. 

Als ik de volgende ochtend de ontbijtboel aan het opruimen ben staat er opeens Guarda Frontera op de steiger. Met een hond. De man in het groene uniform vraagt naar de captain. Die zit op het toilet. Ok, dan wacht hij wel even want de captain is de verantwoordelijke op het schip. Na toestemming van Koen komt de man met drugshond aan boord. Het is een soort cocker spaniël. Het beest ziet er schoon en lief uit. De kajuittrap vindt ie niet echt leuk. Eenmaal binnen snuffelt ie wat rond. Ik. zie her en der wat witte en zwarte hondenharen rond dwarrelen. Ik vind het allemaal prima, het hoort erbij, als de viervoeter mijn bed maar met rust laat. Niet dat er iets verborgen ligt… maar een (vreemde!) hond in mijn bed daar wordt ik op z’n zachtst gezegd niet blij van. Blijkbaar zien we er behoorlijk betrouwbaar uit, want na de kajuit en de achterhut besnuffeld te hebben mag Snuffel de HM van zijn baasje verlaten. Mooi, ook door deze afdeling goedgekeurd. 

Na 6 dagen Santiago de Cuba besluiten we te vertrekken voor een verdere verkenning van de kust. We wandelen eerst nog ‘even’ naar een dorpje 3 kilometer verderop. Groente, fruit en broodjes halen. Geen keuzestress bij het simpele kraampje en met pompoen, tomaten, paprika’s, bananen en broodjes, een tas vol voor in totaal € 1,30, komen we terug bij de HM. Zo, de koelkast vol, nog een gezellige afscheidsborrel met de inmiddels ook gearriveerde bemanning van SY Maximo en natuurlijk de Amuse, een goede nachtrust en dan kunnen de trossen los voor ons verdere Cubaanse avontuur. Maar niet voordat de immigrations officer weer wat formulieren heeft ingevuld en ons toestemming heeft gegeven te vertrekken. En als klap op de vuurpijl een cadeautje van havenmeester Norberto. Een in traditionele kledij gestoken pop. Foeilelijk, maar zo’n lief gebaar! Nu zijn we nog blijer dat we hem een paar dagen geleden wat visspulletjes hebben gegeven. Wat een fijn mens.

We zeilen met ruime wind langs de zuidoostkust naar het gehucht Chivirico. Het is een mooi zeiltochtje van een mijltje of 30. Net voor zonsondergang varen we de geul tussen de riffen in. Het is goed opletten want de geul is smal en we moeten een rare kronkel maken om de achterliggende kleine baai in te komen. Bam! Onze dame ligt vast in de, gelukkig op deze plek modderige, bodem. Wat achteruit en vooruit en achteruit en vooruit en we varen weer. Nog beter opletten dus. Vijf minuutjes later liggen we achter ons anker te dobberen. We kijken eens om ons heen. Een weelderig groene omgeving, palmbomen, een ienieminie strandje, houten huisjes en vissersbootjes. Morgen op verkenning uit, leuk! Als we ons ankerbiertje opentrekken zegt Koen: “volgens mij zie ik daar een Guarda Frontera-mannetje op de kant staan”. Ik betwijfel het. We liggen hier net, hoe kunnen die gasten nu al weten dat we hier liggen? Maar enkele minuten later zie ik een houten vissersbootje met daarin drie personen onze richting op roeien. Ja hoor, twee groene mannetjes: Guarda Frontera. Één van de twee groene mannetjes stapt bij ons aan boord. Hij spreekt geen Engels. Ons Spaans, samen met handen en voeten-werk is net voldoende om er uit op te maken dat we hier mogen overnachten maar niet aan land mogen. Serieus?! Wat ontzettend balen. Het is zo’n idyllisch plekje en we zijn zo nieuwsgierig naar niet-toeristisch Cuba. De man is echter onverbiddelijk, we mogen niet van boord. Als ze gedrieën weer wegroeien vindt Koen dat hij het anders had moeten aanpakken. “We hadden een flesje rum of een biertje moeten aanbieden, dan was hij vast en zeker wat coulanter geweest.” Ik geloof daar niet in. Het is namelijk regel in Cuba dat je uitsluitend aan land mag bij een marina. Langs de zuidkust is men daar, naar horen zeggen, in de praktijk een beetje soepeler in, langs de noordkust schijnt het strikt gehanteerd te worden. Pfff, onze eerste ervaring belooft in ieder geval niet veel goeds voor onze verkenning van Cuba vanaf het water. Geen omgeving verkennen morgen. Dan maar eten koken, afwassen en naar bed. En morgenochtend voor dag en dauw uit de veren voor de volgende tocht. Die is ruim 45 mijl. En als we die zeilend willen doen en voor het donker binnen willen zijn dan moeten we bij zonsopkomst vertrekken. 

‘Pling, pling, pling, pling’, het is zes uur, opstaan! Een korte, verfrissende douche op het zwemplateau, koffie zetten, broodjes smeren. De HM is nog zeilklaar van gisteren. Anker op en de baai uit motoren. Vreemd hoor, het is nog stikdonker. De zon kwam toch tegen 6.45 uur op? Dan zou het nu toch moeten schemeren? We varen op de plotter over de track van gisteren de baai uit. Best spannend zo in het pikkedonker. Eenmaal op open zee lijkt het in het oosten enigszins licht te worden. In de loop van de dag komen we er achter dat de klok afgelopen nacht blijkbaar verzet is. Zomertijd in Cuba? Geen wonder dat het vanochtend nog zo donker was! Lang leve de iPhone die dit alles haarfijn bijhoudt 🙂 .

In de namiddag valt ons anker in het groenige water bij het dorp Marea del Portillo. We hebben in de cruisingguide van Cuba gelezen dat we ons hier moet melden bij een dorpeling die is aangewezen als ‘vervangend Guarda Frontera’. Het waait flink, ook in de grote en tegen golfslag beschutte baai, maar Koen is zo flink om ons naar de wal te roeien. Het voelt namelijk niet goed om hier de buitenboordmotor te gebruiken. Dat is een beetje tweeledig. Voornaamste reden is dat hier niet één vissersbootje een motor heeft. Ze roeien en sommige hebben een zelf gefabriceerd zeiltje wat ze over het algemeen alleen op de heen of terugweg kunnen gebruiken. De tweede is reden is dat ergens in ons achterhoofd toch ook altijd het gevaar van diefstal blijft zweven. We voelen ons eigenlijk wel veilig hier, maar toch…

Op de kant worden we gelijk verwelkomd door twee vrouwen uit het dorp. We vragen hen waar we ons moeten melden. Ze vertellen ons dat dat niet nodig is. De Guarda Frontera in de nabijgelegen stad Pilon is al gewaarschuwd en komt naar ons toe. Oh! Zo werkt dat dus. Overal waar wij ons anker droppen hebben de dorpelingen de plicht ons aan te geven bij de Guarda. ‘Little birds’ die de boodschap verspreiden.

De vriendelijke vrouwen vragen of wij voor hen zeep, shampoo, koffie, kleding of handdoeken hebben. Die willen ze wel ruilen tegen uien en bananen. Dat komt wel goed, hier zijn we op voorbereid. In Curaçao hebben we een voorraadje zeep, tandpasta, koffie ed. ingeslagen. Het klonk ons destijds nog onwerkelijk in de oren dat je deze artikelen hier kunt ruilen voor levensmiddelen. Maar na de lege schappen in de winkels gezien te hebben weten we inmiddels beter. 

Knock knock! Knock knock! “Capitan!” Nee, ik droom niet, het is echt. Er is iemand bij onze boot. Koen is inmiddels uit bed en in en korte broek gesprongen en opent het luik van de kajuit. “Het is de Guarda”, zegt hij naar mij omkijkend. “Hoe laat is het?” “Kwart voor zeven.” Jeetje. Ik klets de slaap met een plensje water uit mijn ogen en grijp de paperassen bij elkaar. Een hele nette man, enigszins verlegen ogend, zit in de kuip aan tafel. “Buenos dias!” Heel veel vragen volgen, zelfs vragen die we bij het inklaren niet eens gehad hebben. Bijvoorbeeld hoe hoog onze boot is en wat voor een kleur de dinghy heeft. In Spanje kregen we eens van iemand de tip om een overzicht te maken van alle scheepsgegevens en bemanning. En dan wel in het Engels, Frans en Spaans. Op die manier kun je bijna overal ter wereld uit de voeten. In Puerto de Mogan, op Gran Canaria heb ik dat overzicht zitten maken. Google Translate erbij en daarna laten checken door de behulpzame Spaanse medewerkster van de marina. Wat ben ik nu blij met die opsommingen. Ik begrijp snel wat de man wil weten en kan hem op de checklisten aanwijzen wat hij nodig heeft. Als hij alle antwoorden op een A4-tje heeft genoteerd vult hij netjes op onze, in Santiago de Cuba ontvangen, ‘despacho’ in wanneer we gearriveerd zijn en wanneer we weer gaan vertrekken. Handtekeningen eronder en we voldoen weer aan alle voorwaarden. Ja hoor, hier mogen we gerust aan land. Adios, aardig meneer!

Aan land dan maar, de vrouwen van gisteren staan al te wachten. Zij zeep en shampoo, wij uien, bakbananen en ‘gewone’ bananen. Iedereen blij.

We gaan aan de wandel. Het ‘dorp’ is een reis terug in de tijd. De wegen, of liever gezegd paden, zijn onverhard. Er zijn slechts een paar auto’s. Enkele huisjes zien er redelijk netjes en onderhouden uit. De meesten zijn echter oud en slecht en klein. Maar gelegen in de prachtige natuur tussen bananen- en palmbomen. Langs het water lopen varkens, her en der lopen kippen en kinderen spelen met een jong hondje. Alles bij elkaar voelt het toch als een fijne plek om te zijn. We zoeken onze weg richting de verharde doorgaande weg die langs de gehele kust loopt. Plots komt er een paard en wagen met twee ‘cowboys’ er op de hoek om. Ik val hier van de ene verbazing in de andere, nu zit ik ineens midden in de televisieserie ‘het kleine huis op de prairie’. Zodadelijk komt Laura Ingalls nog aan rennen…

Op de doorgaande weg ook paard en wagen. Deze mannen hebben een varken tussen hen in staan. Welk lot gaat dat beest tegemoet? Verder fietsers en vreselijk aftandse bussen en omgebouwde vrachtwagens die hier in Cuba dienen als openbaar vervoer voor de lokale bevolking. De laadbakken zijn ‘dichtgebouwd’ en voorzien van hele kleine ramen of openingen. Het ziet er echt uit als veevervoer. Maar het is een goedkope mogelijkheid om te reizen met ‘openbaar vervoer’ voor de Cubanen.

Helaas staat iets verderop langs het strand een groot hotel. En als we op het strand lopen worden we  aangesproken door een man die honing verkoopt. Een plastic waterflesje van een halve liter voor 5 CUC, ongeveer 5 dollar dus. Dat is voor Nederlandse begrippen niet echt duur, maar lijkt ons voor Cubaanse begrippen behoorlijk aan de prijs. We onderhandelen wat. Maar de man, blijkbaar al ‘verwend’ door de toeristen, wil niet overstag voor 50 peso’s wat gelijk is aan 2 dollar. Ok, dan niet.

Op de terugweg, het is rond de middag, nog even langs de ‘bakker’ in het dorpje. Een grote loods. Bij één van de deuren een, ooit kleurrijke, schildering: ‘panaderia’. Twee mannen hangen in de deuropening. Nee, er is nog geen brood. Oh… “Wanneer dan wel?” “Rond half twee, twee uur.” Ok, dan komen we straks wel even terug. Bikkel Koen roeit rond drie uur in de middag nogmaals naar de kant. Het waait nog steeds loeihard en de terugweg is telkens een ware fitness-oefening. Als hij terug komt is dat zonder brood. Bakker dicht. Niemand te zien. Vreemd, of ook weer niet want in Cuba is alles anders dan anders. Dat wordt dus zelf de kombuis in om een broodje te bakken. Sinds de Britse Maagdeneilanden is dat geen beproeving meer. Daar leerde ik de fijne kneepjes van het brood bakken van een oudere Duitse en door de wol gewassen zeilster. Sindsdien rollen er prachtige broden uit de oven, bijna niet meer van die van Harry Jan Loeffen te onderscheiden.

De volgende stop is een verrassend mooie. Cabo Cruz ligt achter een rif en het water is er kristalhelder. Het is lang geleden dat we zulk mooi water om ons heen hadden. Koen wil het liefst gelijk in dit natuurlijke zwembad duiken, maar eerst krijgen we bezoek van een ‘groen mannetje’. Een jong gastje deze keer, heel ontwapenend, nauwelijks Engels sprekend en schrijvend in een lagere school handschrift. Als het vragenvuur over is vraag ik hem of hij iets te drinken lust. Een biertje? Ja hoor, hij knikt verlegen. Ik pak twee biertjes uit de koelkast, één voor hem en een voor de visser die met zijn kleine houten roeibootje als taxichauffeur fungeert en nu een paar meter achter de HM dobbert. En het is een mooi eindje roeien… Dan vraagt de jongen schuchter of we ook rum hebben. Koen verstaat het niet goed en vraagt “rum?”. Ja, ssssst, knikt hij. De visser mag het niet horen. Ik vul een klein plastic flesje met rum. Een beetje schuchter bedankt hij ons met een twinkeling in zijn ogen. De rum gaat in de achterzak van zijn stugge katoenen legergroene broek. Zijn lange hemdblouse er overheen. Niemand die het kan zien. Met de biertjes in de hand stapt hij in het vissersbootje. Die heeft vast een leuke avond op de kazerne.

Hé hé, Koen kan eindelijk gaan snorkelen en natuurlijk even kijken of ons anker zich goed heeft ingegraven. Even later komt ook hij met een twinkeling in de ogen terug aan boord. Ik zie aan die ondeugende oogopslag dat hij iets in zijn schild voert. Er wordt een lijntje uit de bakskist getoverd en plons, hij is weer weg. Ik rommel binnen nog wat verder en tref alvast voorbereidingen voor het eten. Tot ik een hoop gebonk op het dek hoor. Ik ga poolshoogte nemen en wat zie ik daar? Voor op het dek ligt een flinke viskorf en daarnaast staat een blij ei. In de korf een stuk of 20 visjes van een centimeter of 15. “Avondeten!”, glundert het ei blij. Koen haalt een visje uit de korf. “Niet meer dan drie hoor”, waarschuw ik. “Ik vind het zielig als wij er meer uit halen dan nodig en die mensen hier dadelijk niet genoeg te eten of te verkopen hebben!” Het is een gewetenskwestie, maar de visjes zien er ook wel heel appetijtelijk uit en we hebben de afgelopen dagen zelf nog niets kunnen vangen. Drie visjes eruit, de korf terug naar de bodem. Vanavond vis op het menu!

Na Cabo Cruz varen we een enorm natuurgebied met duizenden mangrove-eilandjes in. Ons doel is Manzanillo, een kleine stad. In de luwte van van de zuidoosthoek van Cuba gelegen, is in deze omgeving weinig wind. We motorzeilen, Popeye doet al het werk. Het is mega relaxed op dit kalme water. 

In Manzanillo roepen we de Guarda Frontera via de marifoon op. Na een aantal langdurige stiltes krijgen we respons. Ik vraag waar we ons moeten melden en of we aan land mogen komen. Ik gooi er zelfs wat Spaanse woorden tegenaan om het duidelijker te maken. Maar er komt geen antwoord meer van de ietwat chagrijnig klinkende man. Nou ja, ook goed. We hebben ons best gedaan en gaan dan maar gewoon aan land en op zoek. Tien minuutjes later worden we opgeroepen door een lieftallige dame in keurig Engels. Of we aan land willen komen met de papieren en paspoorten. We landen met de dinghy op het strand van de vissertjes. De vissersbootjes zijn van tempex en hout in elkaar geknutseld. Met de voeten in olieachtig, viezig bruin water. Niet bij nadenken Yvonne… Het vriendelijke meisje, in frisse witte uniformblouse, is van huis opgetrommeld en heeft haar zoontje meegenomen. Ze neemt onze ‘despacho’ in en vertelt ons dat we hem terugkrijgen als we hier weer vertrekken. We spreken af het document ingevuld en gestempeld op zaterdagmiddag om 17.00 uur op te mogen halen zodat wij op zondagmorgen bij zonsopkomst kunnen vertrekken. Geregeld. We zijn weer voor een paar dagen vrij om te gaan en staan. En dat worden hele bijzondere dagen. Dit stadje is enorm fascinerend. De straten zijn oud, vervallen. Maar naar omstandigheden schoon en opgeruimd. Het is er stil, voor een stadje dan. In deze hele stad zien we misschien 30 auto’s, oldtimers natuurlijk. Verder veel elektrische motoren en scooters. En nog veel meer paard en wagens die hier fungeren als openbaar vervoer. Niet als toeristische attractie maar gewoon, dagelijks leven. Wij zijn de enige toeristen. En voelen ons een beetje als een gast tussen de locals en niet als toerist. We worden aangesproken met geïnteresseerde vragen en niet om ons geld uit de zak te kloppen. We betalen net als de locals 4 cent voor een klein broodje ei, 8 cent voor een softijsje, 2 cent voor gefrituurde yuca, 40 cent voor een blikje fris in een café. Nemen een kijkje in een prachtig Moors en Zuid-Spaans cultureel centrum. Gluren even binnen bij de repetitie van een heavy metal-bandje, babbelen met een lieve oude man die trots zijn Engels ten gehore brengt. Er is een heuse winkelstraat. Niet dat er heel veel te koop is, maar er zijn schoenen en kleding en rum natuurlijk. We komen terug met een rugzak vol. Leren sandalen voor mij, een gave leren hoed voor Koen en 2 liter rum voor 4 euro. En een halve liter honing voor 60 cent. Gekocht bij een oude dame die het allemaal maar eng vond dat wij aanklopten nadat we het bordje ‘honing te koop’ hadden gesignaleerd. Haar zoon stelde haar gerust. Wij mochten plaatsnemen in de huiskamer. Of wat daar voor door moest gaan. Aan alle kanten kieren en spleten bij de deuren en in het plafond. De twee gingen naar achter, het donker in, naar de keuken? En vulden ons waterflesje met verse bijenhoning. En vroegen 15 peso’s, dat is toch heel wat anders dan de 5 CUC’s (5 dollar) die een aantal dagen geleden op het strand werden gevraagd. We merken overigens dat dat echt een struggle van de bevolking is. Het toerisme is (één van de) grootste bron van inkomsten voor het land. Al die rijke blanken strooien met hun vakantiegeld. De prijzen voor hen worden aangepast naar westerse waarden. En de toeristen betalen (meestal). Maar je merkt dat de bevolking die iets minder vaak met toeristen van doen heeft het nog niet zo heel goed durft om van die, in hun ogen, exorbitante bedragen te vragen voor goederen of diensten. Stel je voor dat je als caféhouder in Nederland normaal gesproken € 2,50 voor een pilsje rekent. En dan komen er toeristen, buitenlanders, en hen breng je € 12,50 per consumptie in rekening. Dat voelt raar en is toch wel een enorm groot verschil. Maar soms heb je er ook hier brutale vlerken bij. Als afsluiting van een bijzonder intrigerende dag terug in de tijd, nemen we plaats op een naar maatstaven van deze stad zeer hippe bar. We bestellen een cuba libre en een mojito. Het worden uiteindelijk twee mojito’s want ze hebben geen cola… We krijgen een champagneflute met een lekkere mojito met verse munt die uit de bloembak langs het terras wordt geplukt. Als we willen afrekenen staan we perplex. De ober zegt zonder blikken of blozen: “10 CUC”. Nou zou 10 dollar in Nederland misschien goedkoop zijn voor twee cocktails, maar wij hebben eerder in Santiago slechts 6 CUC voor twee excellente, in enorme longdrinkglazen geserveerde mojito’s betaald… Na wat discussie betalen we dat hier ook. Eigenlijk nog veel te veel voor deze mini-cocktails. “Ratten zijn het, hè Koen?!…” Maar ach, ratten met een reden? Alles is immers anders in Cuba?

Met onze prachtig gestempelde ‘despacho’ terug op de HM zeilen we richting de ‘Jardines de la Reina’. Een lint van zo’n 200 mijl mangrove-eilandjes achter een rif. De meesten onbewoond en onbebouwd. Het is verboden er te ankeren, maar we doen het toch. We vangen er vette makrelen en veel te grote barracuda’s die we weer terug moeten gooien vanwege het gevaar van ciguatera, een gif dat voor ons gevaarlijk kan zijn. We genieten er van eenzaamheid en stilte. Zelfs hierin is Cuba bijzonder en anders dan anders. Het is hier bijzonder stil.

Wordt vervolgd…

17 gedachten over “Stil, 19-03-2019

  1. Mario Beantwoorden

    Wat een heerlijk verhaal om te lezen, echt prachtig geschreven en vond het dan ook jammer toen ik bij het einde ervan kwam.
    Super om een beetje mee te kunnen dromen in jullie wereldje, kijken nu alweer uit naar jullie volgende verhaal.

    Dikke kus van de vandaaltjes

  2. Irene Verbeek Beantwoorden

    Ik was, samen met jullie, even in Cuba en zag Laura Ingalls mee van de berg af komen rennen ! Heerlijk genieten weer, en dat doen jullie ook !

  3. Ron de Jong Beantwoorden

    Hoi Yvonne en Koen
    Ik schrijf niet erg veel.
    Wij ( Riette & Ron) Volgen jullie al lange tijd en lezen jullie belevenissen.
    Geweldig hoe jullie het allemaal managen.
    We genieten ervan.

    Groetjes Riette en Ron

  4. cor veerhuis Beantwoorden

    Wat kan jij toch lekker beeldend verhalen Yvonne! Ik was nu ook een beetje in Cuba waar ik best naar toe zou willen maar daartussen staan altijd weer dingen te doen! Dus ben ik tevreden met een blokje ijsselmeer en af en toe eens een opstap bijvoorbeeld met Andries etc..
    Dank daarvoor.

  5. wilma Beantwoorden

    ha yvon koen het is een heel verhaal mijn bril is kapot en de reserve leesbril kan ik die kleine letters moeilijk lezen dus het verhaal moet een paar dagen wachten.in ieder geval ga zo door zoals je in je hart voelt. kus van mij poot molly en ger groet.

    • Jan en José

      Hoi Yvonne en Koen

      Nu we weten weer waar jullie zitten helemaal in Cuba wat een apart land alles anders zoals je schrijft ,Het was weer een heel mooi verhaal het is net of je een stukje mee vaart .Nou hier begint het ook weer kriebelen. Jan heeft het voor dek het oude kit eruit en nieuw erin een heel karwei nu nog 7 keer lakken, en dan kan de boot te water ,Dit jaar gaan we naar Groningen en Friesland ook een mooie tocht, maar niet zo als die van jullie, een hele onderneming om zo de wereld te bevaren een geweldige ervaring. Wij varen achter de lep top wel een stukje mee leuk om weer iets te horen.

      Dus begint voor ons het seizoen het is bijna Pasen en de voor uitzichten zijn geweldig lekker warm weer en hopen dat het zo blijft. Hier in de straat is het huis van Ria Stevens verkocht dus weer nieuwe mensen in de straat wel gezellig ,Hemelvaartsdag hebben we de buurt barbecue voor het derde jaar leer je elkaar en beetje beter kennen. Verder in Cuijk wat veranderingen in de winkel straten er zijn wat sluitingen .Wel jammer maar het is niet anders als in andere steden en dorpen allemaal online kopen dat is wel de oorzaak ,Nou wij wensen jullie goede vaart en tot horens
      ,

Laat een antwoord achter aan Stijn en Yvet Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *