Jongens van de bouw, oktober 2018

De blauwe TUI-vogel landt in de vroege avond op een donker vliegveld Hato, Curaçao. We zijn moe na een enigszins vertraagde vlucht en een té gezellig laatste weekend met weinig slaap tijdens ons drie weken durende verblijf in Nederland. Het is meer dan zwoel, of zoals een vriend van ons zou zeggen: ‘tering, wat een hitte!’. Arthur, onze Curaçaose achterbuurman op het Spaanse Water, is zo lief om ons op te komen halen. Een warm welkom met dito omhelzing. We sjouwen onze vier koffers bagage, met veel bootonderdelen waaronder de nieuwe stuurautomaat (in totaal 70 kilo), naar zijn bejaarde bolide. We ploffen neer. De auto sputtert en komt op gang. Zelfs met alle ramen open gutst het zweet uit al mijn poriën. Het ouwe beestje tuft over inmiddels bekende wegen. Het voelt zowaar vertrouwd. Als thuis komen…

Een kwartiertje later worden we voor de HM, op de werf van Curacao Marine, afgezet. Ondanks het late uur wordt er door, wat later blijkt de grote baas, een ladder geregeld om aan boord te komen. Onze Majesteit staat namelijk op het droge, op een troon van stevige stempels. Nadat we alle bagage drie meter omhoog hebben gesjouwd en in de kuip hebben gedumpt willen we nog maar één ding: slapen. Mijn bezwete plakkerige lijf bedelt echter ook om een frisse douche. Snel dan maar, afspoelen en daarna direct te kooi.
‘s Nachts is ‘t windstil en bloedheet. Alles begint te kriebelen. Vanwege muggen, zweet? Koen en ik liggen allebei te woelen en te draaien. Au! Het lijkt wel of er iemand met spelden in mijn lijf prikt. Ik krab en wrijf en plak en baal dat ik niet kan slapen. Het schemert nog als om 6.15 uur de wekker onze eerste werkdag aankondigt. Met een duf hoofd zitten we aan een ontbijt van koffie en taaie knackers. “Jeetje,” zegt Koen, “ik heb echt geen oog dicht gedaan. Het lijkt wel of we mijt of bedwantsen in onze matrassen hebben. Ik ben de hele nacht gestoken en gebeten.” Ieks, ik wil niet denken aan een leefgebied van (bijna) onzichtbare krioelende beestjes in onze slaaphut. Maar ik kan de bevindingen van Koen alleen maar beamen 🙁 . Als we het schamele ontbijt achter de kiezen hebben ga ik op onderzoek uit. Het euvel is snel gevonden. Truus de Mier, die ik al met haar gezin op het aanrecht heb zien lopen, heeft haar hele familie meegebracht en in ons bed laten logeren. Het wemelt van de rode mini-mieren en blijkbaar lagen wij hen vannacht tijdens hun drukke werkzaamheden regelmatig in de weg. Mierenpoeder (met een hoeveelheid chemicaliën die in Nederland waarschijnlijk niet meer verkocht mag worden) blijkt de oplossing. Overal aan boord liggen lijntjes wit poeder. Dus wel even goed schoonmaken voordat we naar volgende oorden vertrekken 😉 .
Helaas betekent dit nog niet het einde van de beestenboel aan boord. Als we ‘s avonds witte rijst en een prutpotje van gehakt en groenten op tafel hebben staan zie ik bruine korrels tussen de witte. Vreemd… Nadere bestudering wijst uit dat het geen bruine korrels maar een soort larven zijn. Inmiddels nogal dood…In Azië misschien wel een delicatesse? Een voedzame toevoeging? We wagen ons er maar niet aan. Maar we hebben wel reuzen-trek en peuteren daarom alle beestjes er tussenuit. “Smakelijk eten schat!” “Het was heerlijk.”
Omdat onze koelkast op zeewaterkoeling werkt, doet deze het niet als de boot op de wal ligt. Voor vertrek naar Nederland heb ik de koeling dus geleegd en schoongemaakt. Enkele potjes en flesjes erin laten staan met het idee ‘we zien wel of het nog wat is als we terug komen, weggooien kan altijd nog’.
Één ding helaas vergeten; een bolletje smeerleverworst. Dat staat nu dus bijna op knappen en meurt verschrikkelijk. Koelkast open zetten. De hele kajuit stinkt ernaar. De overige in de koelkast bewaarde etenswaar kan ook gelijk weg want alles smaakt nu zoals het ruikt. En dat is enorm ranzig. Pfff, wat een stomme onoplettendheid. Limoenen bieden enige soelaas. Ze ruiken lekker fris en absorberen wat van de stank. Te koelen levensmiddelen gaan tijdelijk in de koelbox met een halve zak ijs of in de vriezer voor gezamenlijk gebruik bij het barretje onder een met palmbladeren bedekt prieel.
Iedere dag zitten we met de ochtendschemering in ons werkkloffie aan het ontbijt. Slechts tot 7.30 uur is het nog enigszins te doen om te schilderen. Als de gouden ploert haar stralen op de HM richt wordt de verf als stroop en droogt al voordat je een streek hebt gezet. We schuren, plamuren, brengen laag na laag primer aan, beschermen het onderwaterschip met liters antifouling, lakken en waxen. En bij mij valt het kwartje. Al jaren roep ik dat ik wel bouwvakker wil worden. En nu begríjp ik ze ook nog eens, die stoere betonvlechters, metselaars, stukadoors, stratenmakers. Het is ineens allemaal gewoon heel logisch.
Die broek die halverwege zijn bilspleet hangt. Die plakt van het harde werk en vele zweten namelijk compleet vast aan je lijf. En als je gebukt hebt of op je hurken gezeten dan krijg je ‘m gewoonweg niet meer omhoog gehesen. Daarnaast interesseert het me bovendien ook geen zier meer want ik zie er toch al smerig en slordig uit.
Dat koude pilsje als hij thuiskomt na een vermoeiende dag op de bouwplaats. Het ijskoude gerstenat smaakt me tien keer lekkerder dan tijdens een ‘gewoon’ borreluurtje. Een fantastische beloning na noeste arbeid. Het is als een engeltje dat…
Het in slaap vallen op de bank voor de tv. De fysieke arbeid is vermoeiend en het is heet. En het verdiende biertje als afsluiter van de werkdag is tien keer zo lekker maar tikt ook tien keer zo hard aan. Na de avondmaaltijd vallen mijn ogen dicht en lonkt het inmiddels mierenvrije bed in de door muggen geconfisqueerde slaaphut.
Jarenlang liep ik langs een groot bouwproject als ik naar mijn werk ging. Altijd heel veel stoere mannen (en vrouwen). Altijd een paar in actie en minimaal even zoveel die erbij stonden te kijken. Een praatje makend, aanwijzingen gevend, een peukie rokend, de handen in de zij. Ook ik grijp nu iedere mogelijkheid aan om een praatje te maken met ander zeilend werkvolk. Of om te kijken hoe het bij de buren vordert. Of om Koen z’n werk te bekijken en me ermee te bemoeien. Of om zo lang mogelijk overleg te voeren in de schaduw. Of om liters water te drinken. Koen probeert mij de moed er in te laten houden door net iets langer door te gaan. Dat motiveert enigszins maar ik ben net iets beter in de Caribische slow-modus dan mijn liefhebbende echtgenoot annex uitvoerder. Ik heb de uitvoerder echter wel nodig. Vooral als ik aan het klunzen ben, alles mis gaat, ik potten verf om stoot of tweemaal achter elkaar liters over de ladder uitgiet omdat ik deze verplaats met een volle bak verf erop. Gvd, stommeling, woordenwisseling, stoom uit de oren en verder maar weer.
De eerste dagen liggen we strak op schema. Daarna valt deze vanwege fikse regenbuien een beetje in het water maar we klussen gestaag door. Kunnen we niet schilderen dan zoeken we andere klusjes. Aangezien we het afgelopen jaar twee keer de afvoer van het toilet hebben moeten ontstoppen en de afvoerslang destijds niet durfden te vervangen omdat er beweging in de afsluiter leek te zitten, willen we daar nu wat aan doen. Voordat we de wal op gingen hebben we de slang heel goed gespoeld met zeewater. Daarna is het toilet niet meer gebruikt. Het demonteren gaat redelijk vlot en is door het spoelen niet eens een hele stinkende klus. Aan de binnenzijde van de slang is een laag urinesteen aangekoekt. Deze zorgt voor een steeds kleinere doorgang voor al het toiletafval. Een behulpzame Amerikaanse zeiler knauwt dat je dit heel gemakkelijk kunt oplossen. Een paar keer met de slang tegen een muur of op de grond meppen en de koek laat los. Nou, dat zou mooi zijn want een nieuwe slang is een rib uit ons lijf dus… zo gezegd zo gedaan. Koen loopt met de slang naar de doorgaande weg en mept ermee tegen een grote kei. Een paar minuten later komt hij terug. Ik schater het uit. Oh my God, hij zit helemaal onder de bruine spetters. Mijn lieve vlekkenzwijntje. En de slang heeft zijn mooie ronde vorm verloren en vertoont nu bobbels en kuilen en platgeslagen uiteinden. Koen snel onder de douche, de slang snel de afvalcontainer in en ik snel naar de watersportwinkel voor een nieuwe slang.
Trots glimmend wordt ons drijvende huis na een week te water gelaten. Er resten nog enkele kleine karweitjes die we in de marina gaan doen. Één daarvan is het vervangen van een deel van het profiel van de rolfokinstallatie op de voorstag. Dit is namelijk gescheurd en beschadigt hierdoor ons voorzeil. Koen heeft het al helemaal uitgedokterd. Even zus en even zo en klaar is Kees. Helaas valt het allemaal tegen. Uiteindelijk lijkt het op te lossen met een nieuwe Sta-Lok terminal (het deel waarmee de stag aan het bevestigingsdeel op het dek kan worden vastgemaakt). De gekochte terminal past niet. Koen begrijpt er niets meer van met als gevolg een hoop gevloek en getier. Ondertussen blijkt, na het vullen van de watertanks met overheerlijk Curaçao’s leidingwater, de tank aan bakboord te lekken. Dus lijkt de kuip een uitdragerij met, tussen de donkere luchten en vette buien door, in de zon drogende kajuitkussens. De kajuit zelf is het toneel van balansen van alle potten en blikken levensmiddelen omdat deze toch uit de bergruimte naast de watertank moeten omdat ook hierin water is gelopen. Kortom, zowel fysiek als geestelijk verstoorde orde. Dweil, poetslap en kit lossen de lekkage-wanorde op. De hulp van een professional zorgt voor een oplossing van de verstagings-complicaties. De oplossing van al deze problemen zorgt voor de oplossing van de geestelijke sores. Alles opgelost!!
Helemaal blij gooien we na een week in de broeierige jachthaven de trossen los, varen door de Annabaai in Willemstad, langs de op de werelderfgoedlijst staande Handelskade met de gekleurde herenhuizen. Gaat de beroemde en unieke Pontjesbrug voor ons open. Zeilen we terug naar het Spaanse Water. En was ik nog nooit zo happy om daar weer voor anker te liggen. Met een verfrissend briesje dat tevens alle muggen verjaagt en verfrissend groen water om in te plonzen. Ach ja, haat en liefde liggen soms dicht bij elkaar en dat geldt wat mij betreft dus ook voor het Spaanse Water. Relativisme op en top…